NN verliest opnieuw in Kifid-zaak

0

Wanneer een verzekeraar ervoor kiest om in zijn offerte en verzekeringsvoorwaarden slechts uiterst summiere informatie te geven over de in rekening te brengen kosten, en geen melding maakt van eerste kosten, dan zal hij ook de gevolgen van die keuze moet dragen.

Dat oordeelde de Commissie van Beroep van Kifid onlangs in een tussenuitspraak in een zaak tegen Nationale-Nederlanden. In maart 2016 oordeelde de Geschillencommissie van Kifid in deze klacht al dat de verzekeraar bij de totstandkoming van de beleggingsverzekering tekortgeschoten is in haar informatieplicht. Aan deze consument was volgens de Geschillencommissie geen informatie verstrekt over de ‘eerste kosten’ en ook niet over het hefboom- en inteereffect. De verzekeraar tekende beroep aan de Commissie van Beroep van Kifid.

Maar ook de Commissie van Beroep oordeelt dat Nationale-Nederlanden op basis van deze verzekeringsovereenkomst geen eerste kosten in rekening mag brengen. De in rekening gebrachte eerste kosten moeten alsnog ten goede komen aan de waarde-opbouw van de verzekering.

Eerste kosten

Een vermelding in de offerte dat ‘alle kosten’ in de voorbeeldkapitalen zijn verrekend, betekent volgens de Commissie nog niet dat de verzekeraar ervan mag uitgaan dat een consument door het tekenen van de offerte ook instemt met het in rekening brengen van andere kosten dan de kosten die in de polis en verzekeringsvoorwaarden zijn vermeld.

Beter informeren

Daarnaast concludeert de Commissie opnieuw dat Nationale-Nederlanden de consument had moeten informeren over het bijzondere risico in verband met het hefboom- en inteereffect. “De consument liep – gezien zijn relatief hoge leeftijd – het bijzondere risico dat bij tussentijds overlijden van de verzekerde(n) de beleggingsverzekering voor de einddatum zonder uitkering zou eindigen, doordat de waarde van de beleggingen waarin de premie was belegd, ontoereikend zou zijn om de overlijdensrisicopremies en kosten te voldoen”, aldus het oordeel.

De Commissie van Beroep concludeert, anders dan de Geschillencommissie, dat het niet aannemelijk is dat bij een passende voorlichting over het hefboom- en inteereffect zou zijn afgesproken om uit te gaan van een vast rendement van de beleggingen van 13 procent.

De case

De consument die de klacht indiende, sloot in 1997 bij Nationale-Nederlanden een hypotheek en daarnaast een beleggingsverzekering met als doel de hypothecaire geldlening af te lossen. “Kenmerkend voor deze beleggingsverzekering is dat de overlijdensrisicodekking als het ware is ‘ingebouwd’ en volledig is afgestemd op de waarde-opbouw in de beleggingsverzekering. Deze consument is niet alleen blootgesteld aan een beleggingsrisico voor de toegezegde uitkering van het opgebouwde kapitaal op de einddatum, maar dat er ook een reëel risico bestond dat bij voortijdig overlijden de voor dat geval toegezegde uitkering niet zou worden verstrekt. Nationale-Nederlanden had de consument vóór of bij het afsluiten van de beleggingsverzekering moeten wijzen op dit bijzondere risico.”

De Commissie baseert zich hierbij op de indertijd voor verzekeraars geldende voorschriften (artikel 2 lid 2 onder b en h Riav 1994) en de aanvullende werking van de eisen van redelijkheid en billijkheid. Daarmee verwerpt de Commissie van Beroep het standpunt van Nationale-Nederlanden dat in deze zaak de zogeheten derde levensrichtlijn geen ruimte laat voor een aanvullende informatieverplichting op grond van ongeschreven recht, zoals de redelijkheid en billijkheid.

Elke werkdag het belangrijkste financiële nieuws in uw mailbox? Meld u gratis aan voor InFinance Daily.

Deel dit artikel

Over de auteur

Redactie InFinance

De redactie is verantwoordelijk voor de dagelijkse nieuwsupdates op de website InFinance.nl en nieuwsbrief InFinance Daily.