Beperking op de hoogste van het overgangsrecht na aflossing met een SEW?

0

De fiscale spelregels in de eigenwoningregeling zijn bijzonder complex en leiden regelmatig tot discussie over de toe te passen wetsartikelen in praktijksituaties. Op de kennisafdeling van Impact Groep komen er dan ook steeds vaker vaktechnische vragen binnen. Daarvan licht Rob Timmermans er een uit.

Wij kunnen morgen al het verschil maken

Auteur Rob Timmermans, directeur, trainer en spreker bij Impact Groep

Een man en een vrouw hebben samen sinds 2011 een woning in eigendom. De (huidige) marktwaarde bedraagt 500.000 euro. Hierop is een eigenwoningschuld afgesloten van 350.000 euro, die onder het overgangsrecht valt. Aan de schuld is een SEW gekoppeld met een waarde van 200.000 euro.

De man en de vrouw gaan scheiden. De man neemt de woning over tegen de marktwaarde en de waarde van de SEW wordt door hen gezamenlijk afgelost op de eigenwoningschuld. Omdat de eigenwoningschuld met deze aflossing wordt verlaagd tot 150.000 euro, ontstaat voor de vrouw een eigenwoningreserve van 175.000. Dit is de helft van de gezamenlijke eigenwoningreserve van 350.000 euro. De vrouw verwerft daarna een nieuwe woning voor 345.000 euro. Haar maximale eigenwoningschuld bedraagt nu 170.000 euro (345.000 minus 175.000).

De vraag is nu welk deel van deze schuld onder het overgangsrecht valt. Is dat 70.000? Dat is namelijk 170.000 minus de gebruikte uitkeringsvrijstelling. Of herstelt het overgangsrecht voor de gehele nieuwe eigenwoningschuld (170.000 euro)?

Wetsartikelen

Sinds 2013 bestaat de (oude) inkortingsregeling niet meer (art. 3.122 Wet IB 2001 geldend tot 2013). We hebben voor de beperking van de bestaande eigenwoningschuld (overgangsrecht) echter wel te maken met art. 10bis.11 Wet IB 2001. Dit artikel vermeldt het volgende:

“De tot de bestaande eigenwoningschuld behorende schulden worden slechts in aanmerking genomen tot ten hoogste het bedrag dat is aangewend voor de verwerving van de eigen woning verminderd met het gedeelte van het bedrag van de uitkeringen uit kapitaalverzekeringen eigen woning ter zake waarvan de daarin begrepen rente eerder op grond van artikel 3.118, zoals dat artikel luidde op 31 december 2012, of artikel 10bis.6 niet als voordeel uit kapitaalverzekering eigen woning is aangemerkt.”

In art. 10bis.1 lid 3 Wet IB 2001 (eerste twee volzinnen) staat:

“Indien na 31 december 2012 op de bestaande eigenwoningschuld, bedoeld in het eerste lid, van de belastingplichtige wordt afgelost, wordt het bedrag van die bestaande eigenwoningschuld verminderd met die aflossing. Onder aflossing wordt voor de toepassing van dit lid niet verstaan het in een kalenderjaar geheel of gedeeltelijk aflossen van een tot de bestaande eigenwoningschuld behorende schuld voor zover tot ten hoogste het afgeloste bedrag uiterlijk in het daaropvolgende kalenderjaar opnieuw een schuld in verband met een eigen woning bestaat (oversluiten).”

Overgangsrecht

Aan de hand van de hiervoor genoemde artikelen kan nu worden bepaald welk deel van de nieuwe eigenwoningschuld onder het overgangsrecht valt. Op grond van art. 10bis.1 lid 3 Wet IB 2001 herstelt het overgangsrecht, maar dit wordt beperkt op grond van art. 10bis.11 Wet IB 2001 tot “het bedrag dat is aangewend voor de verwerving van de eigen woning verminderd met de uitkeringen uit de KEW(‘s), waarop de uitkeringsvrijstelling van toepassing was.”

Op grond van art. 10bis.11 Wet IB 2001 is het overgangsrecht beperkt tot 245.000 euro (345.000 – 100.000), op grond van art. 10bis.1 lid 3 Wet IB 2001 is het overgangsrecht beperkt tot 175.000 euro. De laagste van deze twee zou de hoogte van het overgangsrecht bepalen. Maar omdat de maximale eigenwoningschuld van de vrouw 170.000 euro bedraagt, blijft het overgangsrecht beperkt tot dit bedrag.

Elke werkdag het belangrijkste financiële nieuws in uw mailbox? Meld u gratis aan voor InFinance Daily.

Deel dit artikel

Over de auteur

Redactie InFinance

De redactie is verantwoordelijk voor de dagelijkse nieuwsupdates op de website InFinance.nl en nieuwsbrief InFinance Daily.