Vragen en antwoorden fiscale wijzigingen

0

Fiscaal jurist Ruben Stam presenteerde onlangs voor de Hypotheek Business Club het webinar ‘Oud en nieuw – de fiscale wijzigingen per 2017′. Een hypotheekadviseur stelde na afloop een vraag over het meenemen van een spaarhypotheekverzekering naar een nieuwe woning. Een andere kijkersvraag betreft het gebruik maken van de uitkeringsvrijstelling KEW bij verkoop woning. Ruben Stam geeft hieronder zelf een uitgebreide toelichting bij deze vragen uit de adviespraktijk.

De HBC Break ‘Oud en nieuw – de fiscale wijzigingen per 2017’ van 17 januari is hier in zijn geheel als video te bekijken.

Vraag 1: Meenemen spaarhypotheekverzekering

Klant heeft een huidige woning. Lening 1 spaar, en lening 2 aflossingsvrij. Klant gaat nieuwbouwwoning kopen en gaat duurder wonen. De huidige woning wordt pas verkocht als de nieuwbouwwoning klaar is. Nieuwe woning gaan ze in maart 2017 kopen en in mei 2018 is zeer waarschijnlijk pas de oplevering.

Nu wil hij de spaarhypotheekverzekering meenemen naar de nieuwe woning. Stel dat de woning wordt verkocht in juni 2018, kan hij de polis dan nog wel gewoon meenemen en blijft het dan ook gewoon nog een KEW?”

Antwoord

Ruben Stam, fiscaal jurist bij het Fiscaal Juridisch Adviesbureau van Nationale-Nederlanden Bank:

Als de verzekering nu een KEW is, dan blijft het ook een KEW. De klant heeft een tijdje lang twee woningen, maar in ieder geval altijd één woning. Dat is nodig omdat de KEW anders fictief tot uitkering komt. Daarvan is in deze situatie geen sprake. Fiscaalrechtelijk is voorzetting van de KEW dan ook gewoon mogelijk.

Vraag 2: Afkoop KEW bij verkoop woning

Kunt u een rekenvoorbeeld/uitwerking geven van het gebruik maken van de uitkeringsvrijstelling KEW bij verkoop woning? Stel schuld is 325.000 euro, woningwaarde is 300.000 euro en afkoopwaarde is 50.000 euro. Hoe werkt dit uit wanneer men daarna een woning koopt van bijvoorbeeld 400.000 euro.

Ik ben benieuwd wat het effect is van de afkoop KEW voor de nieuwe EWS en dan met name in het kader van de bijleenregeling en overgangsrecht (aflossingsvrij). Zijn er (nog) effecten m.b.t. imputatie van de rente?

Antwoord

Ruben Stam, fiscaal jurist bij het Fiscaal Juridisch Adviesbureau van Nationale-Nederlanden Bank:

Bij de verkoop van de woning (voor drie ton) ontstaat een restschuld van 25.000 euro (of in ieder geval een negatief vervreemdingssaldo). Bij de aankoop van een nieuwe woning voor 400.000 euro kan het volledige bedrag in box 1 gefinancierd worden. Daarnaast kan nog een restschuld van maximaal 25.000 euro zijn. Bij afkoop van de KEW moet deze zo veel als mogelijk worden gebruikt voor de aflossing van de EWS of restschuld.

De uitkeringsvrijstelling wordt benut op grond van de tijdklemmenregeling. De totale schuld in box 1 zal dan maximaal 375.000 euro bedragen. Het is aan de klant om te bepalen of hij de afkoopsom gebruikt voor de aflossing van (1) de EWS, (2) de restschuld en een deel van de EWS of (3) een deel van de restschuld en een deel van de EWS.

Het is ook aan de klant om te kiezen tussen aflossing op een bestaande EWS en/of een ‘nieuwrecht’ EWS, tenminste, als er sprake is van twee leningdelen (bijv. deels annuïtair en deels aflossingsvrij). Is er sprake van één leningdeel dan vindt aflossing pro rata op het deel bestaand en het deel nieuwrecht EWS plaats.

Elke werkdag het belangrijkste financiële nieuws in uw mailbox? Meld u gratis aan voor InFinance Daily.

Deel dit artikel

Over de auteur

Redactie InFinance

De redactie is verantwoordelijk voor de dagelijkse nieuwsupdates op de website InFinance.nl en nieuwsbrief InFinance Daily.