Provisieverbod wijzigt relatie tussen aanbieder en bemiddelaar

0

Op 6 november organiseerde Bureau D & O in samenwerking met Context JS Consultancy een bijeenkomst voor verzekeraars en serviceproviders over de samenwerking tussen aanbieder en bemiddelaar. Hoofdconclusie van de bijeenkomst was dat het aanbrengen van alleen aanpassingen in bestaande samenwerkingsovereenkomsten niet wenselijk is, met het oog op het komende provisieverbod. Niet alleen de inhoud van veel bestaande samenwerkingsovereenkomsten is dan achterhaald, maar ook de vorm van vastlegging van de relatie zal opnieuw moeten worden bepaald.

Tussen aanbieders en bemiddelaars wordt bijna altijd een samenwerkingsovereenkomst afgesloten. In deze overeenkomst worden de wederzijdse rechten en plichten opgenomen. Deze overeenkomsten worden in bijna alle gevallen opgesteld door de aanbieder.

Binnen de sector leeft de vraag of, met het oog op de toekomst, er nog behoefte is aan samenwerkingsovereenkomsten. Een deel van de sector is van oordeel dat met het vervallen van de provisie er geen juridische relatie meer bestaat tussen aanbieder en adviseur. Uitzondering zijn de Wft-verplichtingen. Een ander deel van de sector is echter van oordeel dat ook na ingang van het verbod op provisie, de adviseur en aanbieder vergaande verantwoordelijkheden naar elkaar houden. Hierover zullen zij dan afspraken moeten maken. Complicerende factoren zijn dat er nog veel onduidelijk is en dat er verschillende afspraken zullen zijn tussen het terrein waar wel en geen provisieverbod geldt.

De noodzaak om over deze vraag na te denken is urgent. Want de invoering van het provisieverbod gaat naar verwachting op 1 januari in en zal direct leiden tot een grote verscheidenheid aan bedieningsconcepten aan de zijde van het intermediair. Concepten met als ene uiterste de adviseur die alleen adviseert en als andere uiterste de adviseur die naast advisering en bemiddeling ook uitgebreide nazorg verleent. Welk bedieningsconcept de klant en adviseur met elkaar afspreken, kan gevolgen hebben voor de verantwoordelijkheden die de aanbieder jegens de verzekeringnemer heeft. En daarmee weer voor de hoogte van de premie. De aanbieder zal daarom over bepaalde onderdelen van het tussen klant en adviseur overeengekomen bedieningsconcept geïnformeerd moeten zijn.

Uit een onderzoek onder het intermediair is gebleken dat er veel onderwerpen zijn waarvan het intermediair vindt, dat deze in de nieuwe samenwerkingsovereenkomsten geregeld moeten worden. Voorbeelden hiervan zijn:

  • Mag een aanbieder de samenwerking beëindigen en de klant verder exclusief bedienen (Argenta-affaire)?
  • Hoe verloopt de communicatie tussen aanbieder, klant en bemiddelaar?
  • Welke verdeling van de zorgplicht geldt er, nadat het financiële product is afgesloten?

Veel intermediairs vinden vooral de bescherming van hun belangen, met name tegen een rechtstreekse benadering door de aanbieder, van groot belang. Dit illustreert de gevoeligheid van het onderwerp. Hier zal dan ook zorgvuldig naar gekeken en over gecommuniceerd moeten worden.

Een van de onderwerpen die tijdens de bijeenkomst aan de orde is gekomen, betrof de vraag of ook de klant op een of andere manier partij zou moeten zijn bij de afspraken zoals aanbieder en adviseur die maken. Bij een deel van die afspraken is de klant immers direct betrokken en zal de aanbieder zeker moeten weten dat iets de wens is van de klant, zoals bijvoorbeeld het bedieningsconcept dat de klant met de adviseur heeft afgesproken.

Tijdens de bijeenkomst presenteerden Jurjen Oosterbaan Martinius van Bureau D & O en Johan van der Schoot van Context JS Consultancy een voorstel, waarbij de samenwerkingsovereenkomst wordt vervangen door drie nieuwe documenten (drieluik). In een algemeen toegankelijk visiedocument maakt de verzekeraar zijn distributiebeleid en zijn opstelling naar bemiddelaars bekend.  In de bemiddelingsvoorwaarden staan de werkafspraken beschreven en worden zo nodig de individueel afwijkende afspraken opgenomen. Klanten worden precontractueel (offerte; website) en daarna via een korte polisbijlage geïnformeerd over die afspraken die hen raken.  Deze documenten moeten kort en duidelijk zijn. Advocaat Sjoerd Meijer wees daarbij op het belang om niet alleen de Wft, maar ook het privaatrechtelijk kader in het oog te houden.

Tijdens de bijeenkomst sprak onder meer Coen van Ham, voorzitter van de Noordeloos Groep (12 kantoren met een gezamenlijk premie-inkomen van ruim 425 miljoen euro). Coen van Ham gaf aan dat de Noordeloos Groep gaat werken met eigen voorwaarden, die door aanbieders moeten worden geaccepteerd, willen zij in het adviesproces worden betrokken. Daarbij gaf hij ook aan, dat de Groep gaat werken met tenders op basis van netto premies. In de visie van Coen van Ham zal binnen 5 jaar de samenwerkingsovereenkomst niet meer bestaan.

Gelet op de grote belangstelling voor dit onderwerp, organiseert Bureau D & O ten behoeve van aanbieders op 12 december nogmaals een bijeenkomst voor verzekeraars en serviceproviders rondom het thema samenwerkingsvoorwaarden. Na deze tweede bijeenkomst zal, indien hiervoor belangstelling is, ook een bijeenkomst worden georganiseerd specifiek voor het intermediair. Deze datum wordt op een later moment bekendgemaakt.

Bron: Bureau D&O

 

 

Elke werkdag het belangrijkste financiële nieuws in uw mailbox? Meld u gratis aan voor InFinance Daily.

Over de auteur

Redactie InFinance

De redactie is verantwoordelijk voor de dagelijkse nieuwsupdates op de website InFinance.nl en nieuwsbrief InFinance Daily.

Reacties zijn gesloten voor dit bericht.