Een kwart van de Nederlanders zegt dat ze aan het einde van de maand niets overhouden om te sparen voor later. Ook niet om pensioen op te bouwen of aan te vullen.
Vooral werknemers zonder bedrijfspensioen en zzp’ers hebben relatief vaak een achterstand in pensioenopbouw. “Het is tijd dat we deze pensioenarmoede in Nederland aanpakken. Mensen die weinig of niets opbouwen stevenen af op een karig pensioen, met mogelijk ingrijpende gevolgen”, stelt directeur Joost Tieland (foto) van Brand New Day.
Zorgen
Van de Nederlandse beroepsbevolking zegt 16% dat ze onvoldoende pensioen opbouwen en 45% maakt zich zorgen over de financiële oude dag. Dit blijkt uit een nationaal onderzoek naar pensioenachterstand, uitgevoerd voor BND. Er zijn duidelijke achterstandsgroepen. Dit betreft vooral werknemers zonder bedrijfspensioen en zzp’ers. Van de werknemers zonder bedrijfspensioen geeft 30% aan onvoldoende pensioen op te bouwen. Bij de zzp’ers ligt dit op 28%. Tieland: “Een belangrijke constatering hier is wel dat dit mensen betreft die weten dat ze onvoldoende opbouwen. Er zijn ook Nederlanders die zich niet bewust zijn dat ze achterlopen. De scheefgroei in pensioenopbouw is daarmee waarschijnlijk nog ernstiger dan uit deze percentages naar voren komt.”
Geen geld voor pensioen
Tieland: “Een voor de hand liggende oplossing is dat de pensioenachterblijvers (extra) pensioen gaan opbouwen. Betere voorlichting door de overheid en werkgevers kan hierbij een positieve invloed hebben. Uit het onderzoek blijkt echter dat een kwart van de Nederlanders niet de financiële middelen heeft om iets opzij te zetten voor later: 18% geeft aan dat ze in de afgelopen zes maanden eigenlijk maar net rondkwamen. Daar bovenop komt 7% die zelfs de spaarrekening moest aanspreken. Een belangrijk deel heeft weinig buffer om tegenslagen op te vangen. Gevraagd naar vrij besteedbaar vermogen op spaar- en beleggingsrekeningen komt 1 op de 5 ondervraagden uit op tussen de 0 en 5.000 euro.
Financiële buffer
Van de Nederlanders die wel sparen voor later, noemt een groot deel het pensioen als spaar- of beleggingsdoel. Maar ook het aanleggen van een financiële buffer en aflossing van de hypotheek blijken populaire doelen. Op de vraag hoeveel deze spaarders opzijzetten, zegt 24% dat ze minder dan 10% van hun inkomen opzijzetten, 26% 10 tot 20% en 15% spaart 20 tot 30%. Tieland: “Pensioenarmoede zal in eerste instantie een probleem zijn bij de kwart van de Nederlanders die niets kunnen sparen. Dat zijn voor een deel mensen die geen betaalde baan hebben, en voor pensioen bijvoorbeeld op de partner vertrouwen. Ook zzp’ers met een laag inkomen en werknemers zonder bedrijfspensioen hebben een pensioenachterstand.”
Werknemers zonder bedrijfspensioen
De belangrijkste achterblijvers in pensioenopbouw zijn werknemers bij werkgevers zonder pensioenregeling. Tieland ziet hier vooral een rol voor de werkgever. “Maak alle werkgevers verplicht om een pensioenregeling op te zetten voor hun werknemers, in de tweede pijler van collectief pensioen of kleinschaliger in de derde pijler van individueel pensioen. Uit eerder onderzoek komt naar voren dat werknemers van hun werkgever ook verwachten dat ze een leidende rol nemen bij pensioen. Voor wat betreft de betaling van de pensioenpremie; dat hoeft een werkgever natuurlijk niet helemaal zelf op te pakken. Je kunt ook een bijdrage vragen van de werknemer zoals in bestaande pensioenregelingen gebruikelijk is.”
Zzp’ers met een laag inkomen
Bij de zzp’ers heeft 13% – iets lager dan het landelijk gemiddelde – in de laatste zes maanden geen geld overgehouden om te sparen. Daar bovenop komt een relatief groot aantal (9%) zzp’ers die zelfs hun spaargeld hebben moeten aanspreken om hun rekeningen te betalen. Het landelijke gemiddelde wordt overigens omhooggestuwd door Nederlanders zonder (betalende) baan. Een opmerkelijke uitkomst van het onderzoek is dat 32% van de zzp’ers tijdens hun ondernemerschap nog steeds niet aan pensioenopbouw is begonnen. Dit terwijl de pensioenwensen ambitieuzer zijn dan gemiddeld: 35% wil voor hun zestigste stoppen met werken. Gemiddeld heeft 26% van de beroepsbevolking dat doel.
Pensioenachterblijvers
Tieland: “Bij de pensioenachterblijvers moet je onderscheid maken tussen zij die een pensioenstorting kunnen betalen, en zij die dat niet kunnen. De eerste groep is wellicht geholpen met meer voorlichting en inzicht in hun persoonlijke pensioensituatie. Het aftrekbaar maken van financieel advies eens in de vijf jaar zou een goede concrete stap zijn: een soort pensioen-APK. Voor de tweede groep moet je meer doen.” Voor de laagste inkomens geldt dat ze waarschijnlijk dankzij de AOW-uitkering na pensionering geen inkomensval zullen meemaken. “Maar dat geldt niet voor iedereen, en het is goed denkbaar dat hoge kosten voor zorg en levensonderhoud deze groep toch in de problemen brengt, zeker als je bedenkt dat ze weinig financiële buffers hebben”, meent Tieland. “Het is uitermate lastig om de laagste inkomens aan het sparen te krijgen, want als je al het geld nodig hebt om van te leven is er geen geld om te sparen. Extra belastingvoordeel helpt wellicht, want nu is de financiële prikkel om aanvullend pensioen op te bouwen voor deze specifieke groep beperkt en de drempel te hoog.”
Elke werkdag het belangrijkste financiële nieuws in uw mailbox? Meld u gratis aan voor InFinance Daily.