De Geschillencommissie Kifid heeft in een zaak vastgesteld dat op het moment dat een verzekeringspolis wordt verstuurd, de precontractuele fase voorbij is en er vanaf dat moment sprake is van een overeenkomst.
Deze vaststelling maakt deel uit van een zaak waar meerdere zaken in het aanvraagproces zijn misgegaan of niet duidelijk waren.
De zaak
In december 2019 meldt klager bij haar verzekeringsadviseur schade als gevolg van een inbraak en gestolen inboedel. Zij claimt de schade op de inboedelverzekering van Reaal, die op naam staat van haar man. De verzekeraar laat onderzoek doen door een schade-expert. Die rapporteert dat het schadebedrag rond de 50.000 euro bedraagt en daarnaast dat klager bij het aanvragen van de verzekering niet heeft aangegeven dat haar man in aanraking is geweest met politie en justitie. Ook zou zij niet hebben aangegeven dat een aanvraag voor een reisverzekering haar eerder is geweigerd.
De verzekeraar concludeert dat er bij het aanvragen van de verzekering opzettelijk onjuiste informatie is verstrekt om zo een verzekering te kunnen afsluiten. Verzekeraar wijst de claim af vanwege het niet-nakomen van de precontractuele mededelingsplicht, zegt de inboedelverzekering en alle andere polissen op en registreert de persoonsgegevens van de verzekeringsnemer in de interne en externe waarschuwingssystemen.
Klager betwist dit alles en doet over zowel de betrokken verzekeraar Reaal (inmiddels NN) als verzekeringsadviseur Dorsman Assurantiën haar beklag bij Kifid.
Precontractuele mededelingplicht
De Geschillencommissie constateert in deze klachtzaak dat het aanvraagproces niet is vastgelegd. Hierdoor kan zij niet vaststellen welke vragen aan de consument zijn gesteld en evenmin of de consument die vragen onjuist heeft beantwoord. Omdat nu niet aangetoond kan worden dat de precontractuele mededelingsplicht is geschonden, komt dit volgens de uitspraak voor risico van de verzekeraar en kan deze zich niet beroepen op schending van de mededelingsplicht door de verzekerde. De verzekeraar moet de claim voor diefstal van inboedel alsnog in behandeling nemen en de registratie in zowel het Incidentenregister als het Extern Verwijzingsregister en de melding bij het Centrum Bestrijding Verzekeringscriminaliteit ongedaan maken.
De uitspraak (GC 2021-0590 pdf) in deze klacht is bindend.
Niets vastgelegd
De inboedelverzekering staat evenals de reis- en aansprakelijkheidsverzekering op naam van de man van de consument die de klacht heeft ingediend. Dit betekent dat de man de verzekeringnemer is en voor hem de zogenoemde precontractuele mededelingsplicht geldt. In deze klachtzaak heeft de verzekeraar het aan de verzekeringsadviseur overgelaten om de acceptatievragen telefonisch te stellen. Over hoe de vragen vervolgens precies aan de consument als verzekerde – handelend namens de verzekeringnemer – zijn gesteld, lopen de meningen tussen de consument, haar man, de verzekeraar en de verzekeringsadviseur uiteen. Het is niet vastgelegd in het digitale aanvraagsysteem en de adviseur heeft geen gespreksnotities gearchiveerd. De verzekeraar en de adviseur kunnen geen invulde vragenlijst overleggen en er is evenmin een (digitale) kopie beschikbaar van de vragen uit het digitale systeem dat de verzekeraar gebruikt.
In de uitspraak zegt de Geschillencommissie hierover: “Deze werkwijze, waarin van het aanvraagproces niets is vastgelegd, brengt een zeker risico mee. Achteraf is niet vast te stellen welke vragen nu precies aan de consument zijn gesteld. Met als gevolg dat niet vastgesteld kan worden of de consument bij het aanvragen van de verzekering een onjuiste voorstelling van zaken heeft gegeven. De gevolgen hiervan komen voor rekening en risico van de verzekeraar. Het is aan de verzekeraar om schending van de precontractuele mededelingsplicht te bewijzen; dat hij ervoor heeft gekozen om verzekeringen digitaal aan te bieden via een tussenpersoon maakt dat niet anders. In deze klachtzaak heeft de verzekeraar niet kunnen aantonen dat de verzekeringnemer de precontractuele mededelingsplicht heeft geschonden.”
‘Polis is enkel bevestiging’
De verzekeraar voert als bewijs voor schending van de precontractuele mededelingsplicht nog aan dat klager en haar man hadden moeten aanslaan op het feit dat de polis, anders dan bedoeld, op de naam van de man stond. En dat de brief een onjuiste weergave was van het aanvraagproces. De Geschillencommissie gaat niet mee in deze redenering. “Op het moment dat een polis wordt verstuurd, dan is er een overeenkomst en is de precontractuele fase voorbij. De precontractuele mededelingsplicht van een verzekeringnemer geldt tot het moment dat de verzekering wordt afgesloten. De polis ontvangt de verzekeringnemer pas daarna en is enkel een bevestiging. De ontvangst van een verzekeringspolis door de verzekeringnemer is niet aan te merken als een (verlengd) moment van sluiten van de verzekering.”
Dat de consument de verzekeraar niet informeert dat de brief en de polis geen juiste weergave zijn van het aanvraagproces, kan daarom volgens de Geschillencommissie niet leiden tot een schending van de precontractuele mededelingsplicht.
Elke werkdag het belangrijkste financiële nieuws in uw mailbox? Meld u gratis aan voor InFinance Daily.