Zorgverzekeraars spreken een groter deel van hun winsten en reserves uit eerdere jaren aan, om premiestijgingen te beperken. Dit blijkt uit onderzoek van de Consumentenbond. In 2013 lag er per verzekerde gemiddeld 300 euro teveel op de plank, in 2017 was dat een bedrag tussen de 169 en 229 euro.
Het is inmiddels traditie geworden dat de Consumentenbond de financiële situatie van zorgverzekeraars onder de loep neemt. Hieruit komt dit jaar naar voren dat de reserves die de vijf grootste verzekeraars boven de wettelijke verplichting aanhouden, sinds 2015 zijn afgenomen van 3,3 miljard euro naar een totaal van bijna 2,4 miljard euro in 2017. Maar in welke mate ze de reserves afbouwen, verschilt per verzekeraar.
Met bijna 700 miljoen euro heeft Achmea de grootste pot met geld op de plank staan. CZ en VGZ volgen volgens het onderzoek met overschotten van rond de 660 miljoen. Menzis heeft 256 miljoen meer in kas dan nodig en DSW 82 miljoen.
Avéro Achmea
Bart Combée, directeur Consumentenbond, vindt dat de reserves niet hoger hoeven te zijn dan wettelijk vereist. “Een ‘ideale’ verzekeraar pot geen onnodig hoge reserves op, heeft een lage premie en een efficiënte bedrijfsvoering. Vooral Anderzorg, dat onder het Menzis concern valt, scoort op alle drie de criteria goed. Avéro Achmea presteert hierop gemiddeld genomen het slechtst. Deze verzekeraar doet weinig om de premies te verlagen, heeft veel reserves, bijna de hoogte premie per verzekerde en maakt hoge kosten voor personeel, huisvesting en reclame.”
Elke werkdag het belangrijkste financiële nieuws in uw mailbox? Meld u gratis aan voor InFinance Daily.
