De verwachte rendementen die beleggingsondernemingen voorhouden aan hun klanten verschillen nogal. Het verwachte brutorendement liep uiteen van 2,7 tot 7% op jaarbasis, terwijl het om beleggers met vergelijkbaar ‘neutrale portefeuille’ gaat. Uit onderzoek van de AFM onder achttien beleggingsondernemingen blijkt dat ze verschillende methoden en aannames hanteren. De toezichthouder vermoedt dat een deel van de verwachtingen niet realistisch is.
De AFM zal de Leidraad advies- en vermogensbeheerdienstverlening aanvullen om beleggingsondernemingen handvatten te geven bij het bepalen van verwachte rendementen, als onderdeel van de geschiktheidstoets. In deze leidraad geeft de AFM handvatten voor meerdere onderdelen van de geschiktheidstoets. De toezichthouder streeft ernaar in het derde kwartaal van dit jaar de aanvulling op de leidraad open te stellen voor consultatie. “Na publicatie van de aanvulling verwachten wij van beleggingsondernemingen dat zij hun bepaling van de verwachte rendementen toetsen aan de herziene leidraad en waar nodig hun berekeningen aanpassen.”
Realistische verwachtingen
Beleggingsondernemingen zijn verplicht om bij beleggingsadvies of vermogensbeheer te toetsen of een portefeuille geschikt is voor de klant (geschiktheidstoets). Dit houdt in dat de portefeuille aansluit bij de kenmerken van de klant, zoals de doelstelling, risicobereidheid en financiële positie. Hiervoor is het noodzakelijk dat beleggingsondernemingen een realistisch verwacht rendement voorstellen. De regelgeving over de geschiktheidstoets is op Europees niveau vastgesteld. Om consistente toepassing van de regelgeving te bevorderen zal de AFM ook onderzoeken of op Europees niveau kaders voor dit onderwerp kunnen worden gegeven, ook omdat beleggingsdienstverlening steeds vaker grensoverschrijdend is.
Grote verschillen in berekening eindkapitaal
Als gevolg van de verschillen in verwacht rendement houden beleggingsondernemingen beleggers bij gelijke inleg en vergelijkbaar profiel heel verschillende verwachte eindkapitalen voor. Bij bijvoorbeeld een inleg van 50.000 euro is het verschil in eindkapitaal na 20 jaar tussen de voorzichtigste raming (iets meer dan 63.000 euro) en de meest optimistische verwachting (meer dan 145.000 euro) aanzienlijk.
Verschillende methoden en aannames
AFM: “Het verschil komt doordat ondernemingen verschillende methoden en aannames hanteren om tot een verwacht rendement te komen voor de verschillende beleggingscategorieën. Zo schatten ondernemingen het rendement op bijvoorbeeld aandelen erg verschillend in. Wanneer de verwachte rendementen niet realistisch zijn, kunnen de beoogde eindkapitalen niet gehaald worden. Dit kan een teleurstelling betekenen voor de belegger die een te hoog eindkapitaal is voorgehouden
Elke werkdag het belangrijkste financiële nieuws in uw mailbox? Meld u gratis aan voor InFinance Daily.